Deze koren- en pelmolen was een achtkante, met geasfalteerd hout gedeke stellingmolen op een stenen tussen- en onderstuk. Eén roede was voorzien van zelfzwichting. De molen had een houten as en houten roeden. Hij is gebouwd in 1847 voor Melle Garmts Visser door J.F. Ritzema. Voor die tijd stond er op deze plaats in het dorp een standerdmolen, die van vóór 1628 moet dateren. De vergunningen voor het oprichten van een pelmolen achter zijn huis waren Visser verleend op 7 juli 1846 door de Minister van Financiën. In juli en augustus 1846 vroeg hij tevens toestemming om ook rogge- en weitstenen in de molen te mogen leggen.
Eigenaars: Melle Garmts Visser en vrouw Annechien Klaassens Brinkman; sinds 24 augustus 1854 Wieger Hendriks Holtrop en vrouw Froukje Klatter Nieweg uit Marum (koopsom f.7500); sinds 12 mei 1856 Kornrlis Geerts Reinders en vrouw Grietje Pieters Siccema (koopsom f.11.000); sinds 23 januari 1861 Abel Zwarts en vrouw Trientje Togtema (koopsom f.12.555); sinds 23 januari 1864 Barteld Gerrits Boerema en vrouw Wilhelmina Tjebbes de Waard uit Briltil (koopsom f.11.030); sinds 4 mei 1877 Bernardus Havinga en vrouw Erwina Setina Rosema (koopsom f.12.000); sinds 7 november 1884 wed. B. Havinga; sinds 22 januari 1890 Klaas Elema en vrouw Sijtske Wiersema uit Delfzijl (koopsom f.6490), zijn zwager Geert Wiersema bleef molenaar; sinds 2 januari 1911 Geert Kornelis Hazenberg (koopsom f.5655); sinds 4 februari 1913 Jan Valk, Johannes Valk en Gerrit Valk (broers), molenaars te Doezum (koopsom f.3075); sinds 30 december 1919 Johannes Valk (koopsom f.5605); sinds 26 februari 1931 Eelke Haan.
De molen is afgebroken tot stellinghoogte in 1933, en sinds dat jaar als motormalerij in gebruik geweest. In 1969 werd het stenen onderstuk gedeeltelijk afgebroken, het restant is nu nog aanwezig.
Standplaats: in het dorp aan de Grootegaster tocht. Coördinaten: 215,15#581,52.