De molen van Bakker was een open standerdmolen met een rietgedekte kast op lage teerlingen, die dienst gedaan heeft als koren- en barkmolen. Het bouwjaar is onbekend, maar ligt waarschijnlijk vóór 1406. Op een balk in de molen waren namelijk de volgende jaartallen ingesneden: 1406, 1492, 1500, 1532, 1555, 1571, 1602 en 1636. Als de molen inderdaad van voor 1406 dateert is het de oudst bekende molen in de provincie. De molen mocht in 1628 blijven staan, toen na het aannemen van de provinciale resolutie over de belasting op het gemaal maar 73 van de 110 molens in de provincie over bleven. In 1817 was de molen tevens barkmolen.
Eigenaars waren sinds 1817: Freerk Lammerts Steenhuizen (onder andere in 1859), Lambertus Steenhuizen en van 1883 tot 1910 P. Bakker (bakker en molenaar). Molenaars waren onder andere: Engelbert Jansen, molenaar te Zuidhorn (doopacte 25 oktober 1691), Claas Edses, molenaar op 7 oktober 1683, in 1825 was hier mulder Teekening werkzaam. In 1898 legde B.en W. de mulder voorwaarden op naar aanleiding van toenemende onveiligheid bij het gebruik. Merkwaardig was de glijbaan voor zakken meel die midden op de trap naar boven was aangelegd. De voorzijde van de molen was gedekt met verticale planken, het takelluifeltje was afzonderlijk aangebouwd.
De molen is afgebroken in december 1910. Een artikel in de Provinciale Groninger Courant van 17 november 1910 meldt: "De oude molen van Zuidhorn zal worden afgebroken. Ze werd vorige week door een rukwind zoo beschadigd dat herstel onmogelijk bleek". De gebroeders Hazenberg kochten de molen op afbraak voor 50 gulden. De molen werd binnen één week afgebroken. Ook de molenberg waar de molen op stond werd afgegraven. Er werd een boeldag gehouden die 300 gulden opbracht. De sarrieshut, waar sinds 1628 de inspecteur van de belasting op het gemaal woonde, was in 1942 nog aanwezig. In een inventarisatie, door Piet van Dijken uitgevoerd in 1993, komt hij niet meer voor.
Standplaats: midden in het dorp op een molenberg aan de Molenstraat.