Winschoten staat ook wel bekend als de ‘Molenstad’. Van de drie nog bestaande molens is de meest oostelijke en dichtst bij het centrum gelegen molen Edens de oudste. In 1763 werd het achtkant op de huidige plek opgebouwd, maar naar alle waarschijnlijkheid is de molen al tussen 1701 en 1717 gebouwd en in 1763 verplaatst. In 1855 kwam de molen in bezit van de familie Edens, de naamgever van de molen die tot 1960 de molen in eigendom zou hebben. Naast Molen Edens stond de molen oorspronkelijk ook wel bekend als De Volharding. De molen werd in 1870 op bijzondere wijze verhoogd: de achtkantstijlen werden aan de bovenkant een stuk verlengd, de tussenliggende velden werden voorzien van veldmuren en de stelling werd een stuk hoger aangebracht. Hierdoor verkreeg de molen zijn merkwaardige uiterlijk en enigszins vreemde indeling. Oorspronkelijk was deze molen een pelmolen, maar later werden ook maalstenen aangebracht. Het pelwerk is al lange tijd verdwenen.
De firma Edens bouwde een bloeiend maalbedrijf op rond de molen waardoor in de loop van de tijd steeds meer aanbouwen rond de molen verschenen. Zeer bijzonder aan deze molen is dat deze gebruikt werd als Joods gemaal. Winschoten had na Amsterdam procentueel de grootste Joodse bevolking vóór de Tweede Wereldoorlog. Eén van de koppels maalstenen in molen Edens was speciaal bedoeld voor het koosjer malen van graan en stond dan onder toezicht van de rabbijn. Als de maalstenen niet gebruikt werden schijnt het zo te zijn dat de rabbijn de stenen verzegelde. Pas na inspectie en verwijdering van het zegel door de rabbijn mocht er weer gemalen worden als er behoefte was aan koosjer meel.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de met zelfzwichting uitgeruste molen tot stilstand, mede ook omdat het achtkant ernstige mankementen begon te vertonen. De kleppen van de zelfzwichting werden uitgenomen en een elektromotor zorgde voor aandrijving van het spoorwiel. Na aankoop van de molen door de gemeente Winschoten werd de molen gerestaureerd tussen 1960 en 1962. Molenmaker Roemeling verving hierbij niet alle essentiële onderdelen van het bovenachtkant, wel werd de molen voorzien van dakleer, daarvoor was het altijd riet geweest. Waarschijnlijk gaf dakleer en vooral de daar onder getimmerde beplanking wat meer stevigheid aan het zwakke achtkant. Roemeling verwijderde ook de zelfzwichting en verving dit door een oudhollands hekwerk waarbij de zoomlatten aan de voorkant werden gespijkerd zodat het gebruiken van zeilen niet mogelijk was. Wel bleef de Van Busselstroomlijn gehandhaafd. De molen had de Van Busselvariant die door Roemelings voorganger Wiertsema in Oost-Groningen vaker werd toegepast: een voorzoom van hout met aan de achterzijde een aluminium bekleding. Naar verluid deed Wiertsema dit om het patent van Van Bussel te kunnen omzeilen. Nadat dit systeem ook op de molen van Bellingwolde verdwenen is, is het helaas nergens meer toegepast. Molen Edens kwam niet meer in bedrijf, de onderbouw werd als opslagruimte verhuurd aan automaterialenhandel Venema en na een fusie van dat bedrijf aan de firma Lasaulec.
Voor Molen Edens kwam de redding in de vorm van een zeer omvangrijke restauratie in 1985. De onderbouw en het achtkant werden daarbij grondig hersteld, daarnaast kreeg de molen een nieuwe kap en nieuw wiekenkruis. De aangebouwde pakhuizen waren in de jaren daarvoor afgebroken. Vrijwillige molenaars hebben sindsdien de molen in bedrijf gesteld en onder leiding van Klaas Strijk is de molen ook als lesmolen voor nieuwe vrijwillige molenaars dienst gaan doen. In 2006-2007 is de molen nogmaals drie meter verhoogd, deze keer in zijn geheel en op hydraulische wijze. Aanleiding was een dicht bij de molen gebouwd appartementencomplex dat de ingestelde molenbeschermingszone bedreigde. De gemeente Winschoten bekostigde deze ingrijpende verhoging. De molen werd daarmee tezamen met de Wilhelmina in Noorderhoogebrug de hoogste molen in de provincie. De onderbouw is nu in gebruik als kantoor- en vergaderruimte.
Johan van Dijk (2014)