Koren- en pelmolen ‘Windlust’ was een rietgedekte achtkante stellingmolen op een stenen tussen- en onderstuk. De kap was met riet gedekt. De stellinghoogte bedroeg 25 voet. Beide roeden waren voorzien van zelfzwichting en hadden een vlucht 65 voet. In 1830 bestond de molen uit een rietgedekt achtkant zonder stelling met een rietgedekte kap. Verder was de molen toen uitgerust met één paar rogge-, één paar tarwe- en één paar pelstenen.

De molen is gebouwd in 1824 in opdracht van F.H. Bloema. Tot 1886 was de molen een beltmolen (belthoogte 1,40 meter), in opdracht van H. Kuiper is hij in dat jaar omhoog gebracht tot stellingmolen.

Eigenaars en molenaars zijn onder andere geweest: F.H. Bloema, in 1825 Jan Alma (huurder), van 1828 tot 1829 Pieter Jacobs Tichelaar, in 1855 Johannes Cornelius Borst, tot 1870 Habbo Berends, S. en A. Borst, van 1882 tot 1900 H. Kuiper, van 1900 tot 1902 A. van der Meer, van 1902 tot 1905 wed. A. van der Meer, van 1905 tot 1929 E. Dijkema, vanaf 1929 Pier van der Meer.

De molen is afgebroken in april 1932. In 1933 ging één van de roeden naar de poldermolen De Jonge Held te Leegkerk en de andere naar Gieterveen. In 1939 stond er in de romp van de molen een elekromotor van 15 pk. Op 13 mei 1947 werd een sloopvergunning afgegeven voor het restant van de molen.

Standplaats: in het dorp, aan de zuidzijde. Coördinaten: 257,95#586,13.