De Vriendschap in Winsum is een voor Groninger begrippen relatief oude korenmolen, al is de molen aanvankelijk als pelmolen gebouwd. De geschiedenis van de molen in Winsum begint in 1801 als de molen daar als pelmolen voor Kornelis Jans Pel wordt gebouwd. Pel had de molen eerder, in 1785, in Mensingeweer laten bouwen, maar zette zijn bedrijf klaarblijkelijk in Winsum voort. Door sommige molendeskundigen is ook wel gesuggereerd dat het achtkant van De Vriendschap niet uit Mensingeweer komt, maar uit de Zaanstreek afkomstig zou zijn. Afwijkend ten opzichte van de meeste andere achtkante stellingmolens in de provincie Groningen is dat de molen ook een houten onderbouw heeft, in dit geval met doorlopende achtkantstijlen. Alleen de nog bestaande molens van Spijk en Zeerijp hebben ook een houten achtkante onderbouw, alle andere koren- en pelmolens hebben een stenen onderachtkant.
De Vriendschap heeft tot de Tweede Wereldoorlog dienstgedaan als pelmolen. Gort werd op het Hogeland veel gegeten. De Vriendschap voorzag zowel Winsum als het over de brug gelegen Obergum van gort. Tegenwoordig wordt het hele dorp Winsum genoemd, maar van oudsher was er een groot verschil tussen Winsum en Obergum. De bevolking van Winsum voelde zich beter dan die van Obergum, hetgeen de bijnaam ‘gladhakken’ van de Winsumers ook verklaard. De karnemelksepap werd door de melkboer in beide dorpen bezorgd, naar verluid riep de melkboer om in Winsum dat hij karnemelksepap verkocht en zodra hij de stenen boogbrug gepasseerd was verkocht hij zoepenbrij...
In 1941 kocht de N.V. Vriendschap uit Hoogezand de molen aan en bracht de pelstenen over naar de mechanische pellerij aldaar. De Vriendschap is vervolgens bijzonder genoeg als korenmolen ingericht. Mogelijk om een toekomstige herplaatsing van de pellerij mogelijk te maken zijn de maalstenen onder de stellingzolder aangebracht. Een steenzolder boven de stellingzolder, zoals de meeste Groninger koren- en pelmolens hebben, kent deze molen niet. De zeer excentrische ligging van het koppel maalstenen maakte enig kunst- en vliegwerk nodig om op windkracht de stenen aan te kunnen drijven. Hiertoe is een extra overbrenging in de molen aangebracht zodat de stenen de andere kant op draaien (dezelfde kant als in een standerdmolen) dan wat voor bovenkruiende molens normaal is. In 1952 werd de molen gerestaureerd en werd de zelfzwichting hersteld, op één roede bovendien met het Van Busselsysteem. Molenaar A. Muda heeft de molen daarna nog enige tijd gebruikt, maar toch sloeg het verval al snel weer toe. De compleet gehavende molen, waarvan de stelling inmiddels verdwenen was, werd door de gemeente Winsum in 1967 aangekocht. Een zeer omvangrijke restauratie door de firma Bremer in 1975-1976 volgde waarna de molen weer op vrijwillige basis in bedrijf kwam. Vele jaren was Sacharias ‘Rias’ Bakema hier vrijwillig molenaar. Een storm in 1991 beschadigde het wiekenkruis waarna in 1992 een nieuwe roede gestoken werd. Na 2006 kwam de molen vanwege diverse mankementen weer stil te staan. Tussen 2008 en 2011 zijn kap en wiekenkruis van de molen grondig onder handen genomen. De zelfzwichtingskleppen zijn nu geheel in aluminium uitgevoerd. De molen draait zeer geregeld op vrijwillige basis.
Johan van Dijk (2014)