Aan het Damsterdiep ZZ stond olie- en pelmolen (oorspronkelijk alleen pelmolen) ‘De Meeuw’. Het was een achtkante rietgedekte stellingmolen op een stenen tussenstuk en een vierkant stenen onderstuk en een rietgedekte kap. Beide roeden waren voorzien van zelfzwichting. In 1828 had de molen drie zolders en twee paar pelstenen.

De molen is gebouwd in 1700 voor Jan Tedens en consorten (resolutie B.R.17 oktober 1699). Eigenaars: 1773: verkoop door de erven Derk Tjapkes Busscher aan Philippus Willems tot 1777; daarna Wilte Hindriks Nanninga tot 1801; daarna weduwe Wilte H. Nanninga tot 1811; daarna Hindrik Wiltes Nanninga; in 1832 verkoop door de weduwe Hindrik W. Nanninga aan Otto Buirma; sinds 1848 (?) Klaas Egges Venhuizen; daarna IJ. Siersema tot 1870; daarna H. Helder afkomstig uit Pieterburen; van Lier. In 1815 was Hindrik Nanninga pelmolenaar buiten de Steentilpoort. In 1828 wordt vermeld: gedeeltelijk van steen gebouwd met hout en riet gedekt. In 1848 was de molen alleen pelmolen, in 1851 werd hij in oliemolen veranderd door Klaas Egges Venhuizen. In 1876 werd de molen 23 voet omhooggebracht door molenmaker P. Medendorp uit Zuidlaren in opdracht van H. Helder. Het vierkante onderstuk werd toen gebouwd.

Op 19 januari 1900 wordt te koop aangeboden op afbraak de bovenkruier van de windoliemolen aan het Damsterdiep, door J. Wiertsema, molenmaker aan de Bloemstraat 33 te Groningen. Hij is afgebroken in 1909. In 1979 is het muldershuis uitgebrand en op 7 maart 1986 gesloopt. Het stenen onderstuk is nog aanwezig.

Standplaats: 1,4 km ten oost-noordoosten van de toren aan de zuidzijde van het Damsterdiep, op een stuk land aan de predikantenkas behorende. Coördinaten: 235,32#582,39.