Bij het klooster Ter Apel hebben een korenmolen en een oliemolen gestaan. Het is niet zeker dat het om twee afzonderlijke molens gaat. Een waterradmolen in Bentheimer bloksteen is gebouwd in 1466 - de vergunning werd het klooster Ter Apel verleend door Egge Addinga tho Westerwolde (op Wedderberg).
Sinds 21 juni 1619 is de Stad Groningen eigenaar. In 1713: 'Hindrick Hindricks gebruyckt de Coornmolen Ter Apel exempt de Olijmolen in het Clooster staande' (uit de rekeningen van de rentmeester Ter Apel). Op 23 september 1825 aan kreeg Nanne Hansens Mulder, landbouwer, vergunning 'om zijn waterkorenmolen zodanig te mogen veranderen dat dezelve tevens met een paard kan worden gedreven'. In 1831 vermeldt de tabel van classificatie der grondeigendommen een water- en roskorenmolen 'oud en vervallen (zich bevindende in een oude van leem met steen enz. vervaardigde hut) een scheprad van middelbare grootte, gelegen op het riviertje de Ae, twee paar molenstenen tot het malen van koren- en beestenvoer. Hij mag des zomers niet werken en maalt ‘s winters alleen voor het klooster Ter Apel'.
Omstreeks 1830 is de molen afgebroken.
Standplaats: aan de Molen-A, iets ten noorden van het Commandeurshuis of Boschhuis. Coördinaten: 268,80#544,80.