De Leeuw impliceert een sterke, krachtige molen. De grootste van de twee molens in Oldehove doet in dat opzicht ook zeer zeker zijn naam eer aan. Deze molen werd in 1855 gebouwd ter vervanging van een oudere molen. De Leeuw is een vrij hoge achtkante koren- en pelmolen en is ook nog lang als zodanig in bedrijf geweest. Het meest bijzondere aan deze molen is toch wel dat de molen maar liefst vier wieksystemen kent. De leek zal misschien de wenkbrauwen enigszins fronsen aangezien een molen maar vier wieken heeft. Toch is het mogelijk op deze molen!
Aan het einde van de negentiende eeuw heeft de zelfzwichting zijn intrede gedaan in de provincie Groningen. Op een paar molens na zijn alle molens in de provincie uitgerust geweest met dit systeem. Op veel molens is het systeem weggerestaureerd, maar ongeveer de helft van de Groninger molens heeft nog steeds zelfzwichting. Na de oprichting van de Vereniging De Hollandsche Molen in 1923 werd er een prijsvraag uitgeschreven waarin molenmakers werd gevraagd een nieuw wieksysteem te maken om de molens beter te laten draaien en zo beter te kunnen concurreren tegen modernere krachtbronnen. De systemen van de molenmakers Dekker, Van Bussel en Ten Have kwamen als meest succesvolle uit de bus, later gevolgd door het fokwieksysteem van ir. Fauël.
De zelfzwichting is al zeer lang op De Leeuw toegepast. In 1932 kreeg molenmaker Bremer de licentie om het systeem van Dekker toe te gaan passen. In dat jaar werden de beide roeden van De Leeuw uitgerust met Dekkerwieken, de zelfzwichting bleef daarbij behouden, zij het dat er smallere kleppen werden geplaatst. Bij de Dekkerwiek is het namelijk zo dat de roede van de molen compleet schuil gaat onder een soort vliegtuigvleugel die zelfs een stukje doorloopt aan de rechterzijde. Als gevolg daarvan moeten de kleppen dus smaller uitgevoerd worden. Tot 1947 heeft de molen met dit systeem gewerkt. Na een roedebreuk werd de molen hersteld en de buitenroede kreeg toen zelfzwichtende kleppen volgens het systeem Ten Have met daarbij de stroomlijn van Van Bussel. Die laatste lijkt op het systeem van Dekker, maar is smaller uitgevoerd, de roede wordt er niet door omkleed.
De hierboven beschreven systemen zijn altijd gehandhaafd bij restauraties, zij het dat sinds de jaren ’70 de Dekkerwieken ook van neusremkleppen voorzien zijn, dit om de molen wat beter in bedwang te houden. Op de molen is inmiddels de vierde generatie Reitsema actief als molenaar in de persoon van Gerda Boersma-Reitsema, de dochter van Piet Reitsema, die nog steeds actief is op de andere molen van Oldehove, de korenmolen Aeolus.
Johan van Dijk (2014)
---
Koren- en pelmolen De Leeuw is een hoge met geasfalteerd hout gedekte stellingmolen op een stenen tussen- en onderstuk en een geasfalteerd houten kap. Eén roede is voorzien van zelfzwichting met dekker-neus (1932) en de andere van een Ten Have-klep (1951) met stroomlijnneus. De molen heeft eerder op beide roeden zelfzwichting gehad. De vlucht bedraagt 21 m. De molen is uitgerust met een koppel maalstenen en twee pelstenen.
Hij is gebouwd in 1855, in opdracht van H.J. Wouthuis, door molenmaker Bouwe Ipema uit Niezijl. Deze molen nam de plaats in van de korenmolen die ten zuidwesten van het dorp stond en die in 1856 naar Niezijl werd verplaatst. Eigenaars van de molen zijn geweest: H.J. Wouthuis, de weduwe H. Wouthuis, sinds 1911 M. Blok, sinds 1959 U.J. Slump. Sinds 1972 is de gemeente Oldehove eigenaar, die de molen op 29 december van dat jaar heeft gekocht voor f.25.000, inclusief terrein en bijgebouwen. Mulder was in 1924 J. Reitsema.
In 1914 werd een Pot-roede besteld, een buitenroede nr.2317 met een lengte van 21,84 m. De gietijzeren bovenas is van wed. A. Sterkman en Zn IJzergieterij te ‘s Gravenage, nr.353 uit 1865. In oktober 1932 is de molen voorzien van stroomlijnwieken (de 5e in de provincie) door molenmaker Holman uit Stroobos. In het najaar van 1942 was de molen nog in bedrijf. Sinds 1948 had de molen één roede met een stroomlijnneus. In 1945 brak de roede, deze schade is hersteld. Maar de nieuwe roede blijkt niet goed: in december 1945 is er weer een roedebreuk. Ook deze is hersteld, in 1946, maar de roede brak opnieuw. In 1947 hersteld met het systeem ten Have, en deze roede brak in juni 1950 opnieuw. In 1951 werd een geheel nieuwe stalen roede gestoken met een Ten Have-klep, en tevens werden toen andere herstellingen uitgevoerd; de kosten bedroegen 4847 gulden en werden uitgevoerd door molenmaker Huberts te Coevorden. De molen liep stormschade op bij de storm op 13 november 1972. Hij is volledig gerestaureerd door de fa. Bremer in 1974/76, kosten totaal f.193.000. De officiële ingebruikname vond plaats op 23 september 1976. In 1978 is de molen weer voor pellen en malen in bedrijf genomen.
Standplaats: in het dorp aan de noordoostzijde. Coördinaten: 222,2#591,3.