Deze zaag- en oliemolen was een rietgedekte achtkante stellingmolen op een houten tussen- en onderstuk. De kap was met (geteerd) riet gedekt. De roeden waren oudhollands opgehekt en hadden in 1831 een vlucht van 75 voet. De zaagmolen was uitgerust met drie sleden. De oliemolen was in 1831 uitgerust met zes stampers, twee heien, twee bakken samen groot 150 aam. De olieslagerij bevond zich in een schuur naast de molen.
De molen is gebouwd in 1819 in opdracht van de gebroeders C. en D. Nanninga. De aanbesteding vond op 28 oktober 1818 plaats. Eigenaars zijn geweest: tot 1839 de firma C. en D. Nanninga; tot 1849 D. Nanninga; H.(D.) Nanninga (overleden 1865) en B. Nanninga (overleden 1866); Arnold Nanninga (overleden 1883); sinds 1883 Jacob Nanninga Azn; sinds 1886 Kornelis J. Reitzema; in 1904 Sleumer. In 1897 ging Kornelis J. Reitzema over op stoomkracht (16 pk).
Op 16 januari 1867 vindt er, ten verzoeke van de weduwe en erven B.D. Nanninga en Cons, een publieke verkoop plaats van: “Een wind-houtzaag- en oliemolen, met de daarbij aanwezige net betimmerde heerenbehuizing, voorzien van houtstek, loots en knechtenwoning” (LC 28 december 1866).
De molen is afgebrand tijdens onweer op 16 april 1904.
Standplaats: aan de zuidzijde van het dorp aan het Boterdiep oostzijde, 900 m ten zuidoosten van de kerk. Coördinaten: 240,78#602,8.