Deze poldermolen was een achtkante rietgedekte grondzeiler op veldmuren en hij had een rietgedekte kap. Beide roeden waren voorzien van zelfzwichting en hadden een vlucht van 78 voet. Op 23 november 1928 werden de roeden verbouwd volgens het systeem van Dekker. De molen had een gietijzeren as van J.M. de Muinck Keizer uit Maartenshoek (nr.147 uit 1912). De molen was uitgerust met drie schroefpompen en bemaalde de Hooilandspolder, groot 544 ha en opgericht 1898. Sinds 1935 was als hulpkracht een ruwoliemotor (Brons) van 40 pk met een afzonderlijke schroef aanwezig.
De molen is gebouwd in 1901 door molenmaker M. Noordewier. Bij de bouw werd gebruik gemaakt van de oliemolen van Onderdendam van Wiersum. Later werkten aan de molen molenmakers G. Wiertsema en Chr. Bremer. Mulder was de laatste tijd T. Postema.
In 1951 is de molen afgebroken, de sloopvergunning is op 5 januari 1951 verleend. Bij de afbraak werd het achtkant verwerkt in een boerderij te Midlaren en één roede ging naar een molen in Zuid-Holland.
Standplaats: 3,8.km ten noordwesten van het Hoogehuis aan de zuidzijde van het Rengersdiep, 1 km ten zuidoosten van de kerk van Schaaphok. Coördinaten: 246,40#583,58.