De korenmolen van Den Ham was een achtkante rietgedekte grondzeiler op veldmuren, met een rietgedekte kap. De houten roeden waren oudhollands opgehekt en hadden een vlucht van 52 voet (circa 16 m). De molen was uitgerust met een houten as. Hij had geen bonkelaar en takrad, de aandrijving verliep direct van het bovenrad op de schijfloop. Er was een looierij op de steenspil. Er was één paar stenen in de molen: een zogenaamd boerengemaal. Het alleenrecht op het malen van graan, volgens de Wet op het Gemaal uit 1822, in het molenressort Den Ham (zijnde de karspelen Den Ham en Fransum) werd toegekend aan korenmolenaar Steven Boudewijn - aldus vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Groningen op 12 december 1825. De molen is gebouwd na 1812, mogelijk in 1818. Op deze plaats stond eerder een standerdmolen. Deze molen komt voor op de kaart van 1616 (Wicheringe) en is verdwenen in 1628, echter met de vermelding: 'dies so sal in Adewert een meule gerichtet en gesettet mogen worden' (Resolutie Provinciale Staten 25.6.1628).
Eigenaars zijn onder andere geweest: in 1859 verkoop door de erven Steven Pieter Boudewijn; van 1876 tot 1878 W. Dijk, molenaar en bakker; sinds 1878 J. van der Beek; Egbertus Johannes Haykens, molenaar en bakker, vermeld in 1888, 1896, 1901 en 1906 tot 1925. De molen is afgebroken in het voorjaar van 1925, nadat hij er lange tijd verwaarloosd bij had gestaan met slechts één roede.
Standplaats: in de Biggestraat, aan de oostzijde van de weg. Coördinaten: 224,4#588,0.