Poldermolen ‘Tetjehornder Watermolen’ was een rietgedekte achtkante grondzeiler op veldmuren. De kap was met riet gedekt. Beide roeden waren voorzien van zelfzwichting en hadden een vlucht van 20,45 meter. Omstreeks 1937 werden de roeden voorzien van stroomlijnneuzen. De molen was uitgerust met een schroef en bemaalde de Tetjehornderpolder (395 ha) op het Schildmeer, opgericht in 1868. Deze polder is later gecombineerd met de Overschildpolder tot de polder Overschild-Tetjehorn.
De molen is gebouwd in 1834 door molenmaker Daniël Meijer uit Appingedam voor f.3390. Een voorganger is dat jaar verplaatst naar het Schildmeer zuidzijde. In de zomer van 1944 stond de molen met nog maar één roede, in 1947 is hij buiten gebruik gesteld en vervangen door een elektrisch gemaal. Hij is gedeeltelijk afgebroken in juli 1951 en geheel afgebroken in mei 1952. De sloopvergunning was verleend op 30 augustus 1949. Na de afbraak ging één van de roeden (een Potroede) naar de Westerse Watermolen te Nieuw-Scheemda.
Standplaats: aan het Schildmeer noordzijde. Coördinaten: 251,00#588,85.