Museale molenvondsten

Van maart 2010 tot december 2023 publiceerde De Zelfzwichter in bijna ieder nummer een ‘Museale Molenvondst’: een voorwerp uit een museum in Groningen dat op een of andere manier aan het thema molens te koppelen is. Een heel scala aan objecten is sindsdien de revue gepasseerd, van schilderijen met molenafbeeldingen, oude foto’s, vazen en andere huishoudelijke voorwerpen tot bijzondere archiefstukken en archeologische vondsten. En steeds werd een afbeelding van het object gecombineerd met een korte beschrijving en een toelichting over herkomst en betekenis door de conservator of directeur van het museum waar het object zich bevindt. Zo heeft zich een boeiende verzameling gevormd van 44 molinologische schatten uit de Groninger museumwereld. De verzameling artikelen uit De Zelfzwichter is hier te bekijken (kijk onder 'documenten').

Uit het archief

Een overzicht van documenten en af- beeldingen uit onze database:
Documenten

Museale molenvondst in het Klooster Ter Apel

Een bijzonder molenobject dat Klooster Ter Apel in huis heeft is naar alle waarschijnlijkheid een stuk van de hoofdas (de as waaraan het waterrad draait) van de watermolen van het klooster. Afgelopen jaar is dit stuk hoofdas, tijdens de restauratie aan de dakconstructie van Klooster Ter Apel (gebouwd 1465), van de top van het dak van de kerk gehaald. De balk zat rechtstandig in de nok van het dak, was met lood beslagen en droeg één van de pinakels. Omdat deze in te slechte conditie was om de pinakel veilig te kunnen dragen is deze vervangen.

Bij nadere beschouwing van het blok bleek dat dit achtkantig gezaagd is, wat kenmerkend is voor een as van een waterrad, om hiermee een stevige verbinding met de schoepen van het rad te kunnen maken. Deze achtkantige bewerking is echter zeer ongebruikelijk in dakconstructies. Meerdere watermolens in de omgeving in het naburige Duitse gebied hebben ook achtkantige assen. De centrale uitholling aan het uiteinde van de balk zou de plaats van de metalen pin kunnen zijn geweest die als lager werd gebruikt. Waarschijnlijk is bij een restauratie van de kerk, rond de periode van het van het verwijderen van het waterrad, de kop van de hoofdas gebruikt als basis voor de pinakel op de kerk. De reden hiervoor is helaas onbekend.

In 1466 gaf Egge Addinga Heer van Westerwolde aan de prior van Klooster Ter Apel toestemming voor het bouwen van een watermolen. Kort daarna schijnt een dubbele watermolen gebouwd te zijn op de plaats waar in vroeger tijden ook al een watermolen had gestaan. Eén rad om koren te malen, het andere om olie te slaan. Het molenhuis was in vakwerk opgetrokken en gedekt met riet of stro. Dit huis was 13,86 m bij 5,73 m groot en stond in de noordoostelijke hoek van het kloosterterrein. Het was een zogenaamde onderslagmolen, waarbij het water de onderkant van de wielen van de watermolen aandreef. Omdat het alleen met een flinke stroom water mogelijk was, werd er een dobbe (waterbassin) aangelegd in het bos op 200 meter ten oosten van waar nu attractiepark Wonderwereld ligt. Dit bos draagt de naam Wijert (= vijver). De Molen A werd op de Ruiten A doorverbonden. De A was verdeeld in vakken met stuwen (stauw's) die men los zette als er gemalen moest worden.

In 1637 werd de molen voor zes en een half jaar verhuurd . De huurprijs: 30 gulden per jaar. In 1665 viel de Bisschop van Münster ons gebied binnen. En daarbij liepen zowel de gebouwen van het klooster, als ook de watermolen veel schade op. Later werd alleen de korenmolen, dus alleen maar één rad, gerestaureerd. Tijdens de grenspassage van de Bisschop van Munster in 1673/74 werd de zaak weer beschadigd. In de loop van de tijd werd de toestand van de watermolen alleen maar slechter.

In 1832 kocht Fredrik Maarsing voor 750 gulden de standermolen van Bourtange van Johannes van Hateren en plaatste hem op de Melme (Stuifzand) in Ter Haar, waar hij nu nog altijd staat. Vanaf die tijd werd het koren daar gemalen. De wielen van de watermolen werden afgebroken en van het molenhuis werd een dubbel woonhuis gemaakt. De laatste bewoners waren de families Pijpker en Timmans, die in het begin van vorig eeuw vertrokken zijn. In 1928 werd het molenhuis afgebroken. Op de plek waar de watermolen gestaan heeft, steekt nog steeds een Bentheimer steen uit de westelijke wal van de Aa, daar waar een waterrad gedraaid heeft.

Hillebert Siemensma