Interviews met molenaars

Tijdens de Groninger Molenzomer 2021 worden verschillende molenaars geïnterviewd. In die interviews gaat het over hun passie voor molens, waarom ze besloten molenaar te worden, hoe ze de opleiding tot vrijwillig molenaar hebben beleefd en hoe het ze sindsdien als molenaar is vergaan. Ook vertellen ze over hun contacten met de eigenaar van de molen en met bezoekers.
Volg de serie op deze website, bijna wekelijks wordt een interview toegevoegd.
Of klik op Documenten hiernaast, waar alle interviews overzichtelijk worden verzameld.

__________

JAN MULDER, MOLENAAR VAN DE WITTE MOLEN IN GLIMMEN

In 2010 besloot Jan Mulder (67) te stoppen als vrijwilliger bij de voetbalvereniging. Dat betekende opeens veel meer vrije uren. In die tijd was hij werkzaam bij verpleeg- en verzorgingshuis Dekelhem in Gieten en daar viel zijn oog op een bericht in een krantje over het molenaarsschap. ‘Ik bezocht de voorlichtingsavond waar molenaar en instructeur Nico van den Broek een gezelschap van een man of vijf zes enthousiast wist te maken voor de opleiding tot vrijwillig molenaar, want we zijn allemaal nog actief op de molen.’ Molens zitten ook wel een beetje in Jans genen want ook zijn opa was molenaar en ‘ik moest mijn achternaam Mulder toch waar maken.’

De molen in Gieten draaide destijds niet. Hoge bomen waren daar deels debet aan, maar die konden niet weg volgens de gemeente, eigenaar van de molen. De omwonenden maakten bezwaar tegen het kappen werd steeds gezegd, maar uit contacten met omwonenden bleek dat niet het geval ondanks wat de gemeente beweerde. Uiteindelijk zijn de bomen toch omgezaagd en verkreeg de molen een goede biotoop.

Luisteren naar de molen is belangrijk vindt Jan. ‘Je moet geluiden kunnen herkennen, de molen heeft een eigen manier van communiceren.’ Enthousiast is de molenaar over David Henneveld, de meteoroloog, van wie hij veel leerde over het weer. Het weer, en dat blijkt uit alle gesprekken met molenaars in deze serie interviews, is een belangrijke factor bij het bedienen van een molen. Je moet veilig met de molen kunnen draaien is de mening van Jan. Tegelijk is het weer ook een moeilijk onderdeel van de opleiding. Jan vallen weersveranderingen op. ‘Westenwind was normaal. Tegenwoordig komt oostenwind in de zomer nogal eens voor. In de afgelopen zomer bijvoorbeeld zat de wind lang in het oosten. Straalstromen schijnen effect te hebben op depressies.’ Jan is in principe iedere zaterdag bij De Witte Molen in Glimmen te vinden. ‘Draaien lukt niet altijd, vaak is er te weinig wind, maar er is altijd wel klein onderhoud van het terrein.’

Het molenaarsvak leerde Mulder op de korenmolen van Rolde met de gemeente Gieten, waarvan Rolde deel uitmaakt, als eigenaar [tegenwoordig gemeente AA en Hunze – TP]. ‘Ik ben daar gestopt omdat de relatie met de ambtenaar niet ideaal was. Ik vind dit een kwetsbaar punt en zou willen zeggen: denk als mens en niet als ambtenaar.’ De contacten met de eigenaar van De Witte Molen, Waterschap Hunze en Aa’s, daarentegen zijn goed. ‘Ik voel me serieus genomen, echt een verademing.’
Zijn volgende molen werd De Boezemvriend bij De Groeve, de enige poldermolen van de provincie Drenthe. ‘Een heel andere wereld, poldermolens. Ook zijn poldermolenaars andere types dan korenmolenaars, het zijn over het algemeen meer rauwdouwers. Korenmolenaars zijn doorgaans wat verfijnder. Dat komt waarschijnlijk omdat ze het meel moeten beoordelen dat ze hebben gemalen. Je gaat dan voor het beste resultaat.’

Jan heeft ervaring met zowel koren- als poldermolens, maar heeft toch een voorkeur voor poldermolens. ‘Poldermolens vind ik het mooist.’ Jan illustreert het belang van poldermolens met een situatie in 1996 toen Nederland te maken kreeg met veel wateroverlast. De oud-molenaar van De Witte werd toen gevraagd bij te springen en dat deed hij. Hij woonde twee weken in de molen en het lukte om het bemalingsgebied de Glimmer polder leeg te malen. ‘Je moet respect hebben voor de techniek vindt Jan en je moet er gevoel voor hebben. In de gildemappen over de opleiding staat veel theorie is zijn mening maar te weinig over onderhoud van de molen.

Veiligheid is eveneens een belangrijk aspect voor de molenaar. ‘Je moet rekenschap afleggen over hoe je met de molen omgaat. Je draait voor het behoud van de molen. Dat betekent dus geen risico’s nemen.’

Tegenwoordig draait Jan, als enige molenaar, op De Witte Molen in Glimmen. Tot maart 2020 waren er drie molenaars aan deze molen verbonden maar ‘Sybren Zondervan besloot te stoppen toen hij eind 2020 75 werd en René van der Beek overleed in 2019.’ De molen is goed zichtbaar vanaf de snelweg A28. ‘We zijn misschien wel de meest geziene molen van Nederland, maar we krijgen weinig bezoekers.’ Jan vraagt zich bij bezoek altijd af: wie is mijn bezoeker, betrokken of heb ik met bijvoorbeeld baldadige jeugd te maken. ‘Als ik merk met geïnteresseerde bezoekers te maken hebben, dan vind ik het leuk om over de molen te vertellen.’ Een verhalenverteller: deze molenaar is dat zeker, dat blijkt ook wel tijdens het interview. ‘Ik vind het leuk om bijvoorbeeld molens in historisch perspectief te plaatsen.‘ Tot slot merkt Mulder op dat hij de geïnteresseerde bezoeker graag verwelkomt bij ‘zijn’ molen.

__________

JACQUELINE SOLLART, MOLENAAR OP UDEMA'S MOLEN IN GANZEDIJK

Zaterdag 2 juni 2021 was een spannende dag voor Jacqueline Sollart (57): zou ze het landelijk molenaarsexamen halen? Examen doen was en is voor Jacqueline lastig. ‘Ik heb al mijn hele leven examenvrees’ bekent ze. Maar die bewuste zaterdag op de Noordermolen in Noordbroek werd gelukkig een feestelijke dag. Net als de drie andere kandidaten slaagde ze voor het examen en mag ze zich nu officieel vrijwillig molenaar noemen.

Ooit dacht Jacqueline, die opgroeide in Salland vlak bij Deventer, dat je alleen molenaar kon worden als je uit een molenaarsfamilie kwam. Door haar werk in Vesting Bourtange kwam ze erachter dat dit niet het geval is. Molenaar Hilvert Bossen van de standaardmolen aldaar vertelde Jacqueline, toen ze eens een kijkje in die molen kwam nemen, dat je een opleiding tot vrijwillig molenaar kunt volgen. ‘Ik was meteen enthousiast’ herinnert ze zich. ‘Ik kreeg het telefoonnummer van Joep Gründemann, [destijds voorzitter van de molenwerkgroep Oost-Groningen, die zich onder meer ten doel stelt dat de molens bemenst worden – TP], die ik ’s avonds gelijk belde.’ Wat Jacqueline over de streep trok was dat ze meestal niets van techniek snapt, maar wel de houten techniek van een molen begreep. Nadat ze zich in 2014 had aangemeld voor de opleiding kreeg ze theorielessen bij Jan Kugel, die hij ’s winters iedere twee weken op molen Edens in Winschoten geeft. Tijdens die zaterdagse lessen wordt doorgaans vóór de pauze het weer behandeld, de leerstof van de vorige keer ‘overhoord’ en na de pauze komt een nieuw onderwerp uit het lesboek aan de orde. ‘De theorie moet je snappen, hoe werkt bijvoorbeeld zelfzwichting, en je moet alle vaktermen kennen.’ Ook het weer is ingewikkeld vindt Jacqueline.

De praktijk leerde Jacqueline van Gerda Koster op Udema’s molen in Ganzedijk. ‘Ik was haar laatste leerling.’ Gelukkig kon Michel Steemers als assistent-instructeur regelmatig de lessen van Gerda, die te kampen had met ziekte, overnemen. Een ander complicerende factor tijdens haar opleiding was het onverwacht overlijden van Jacquelines man. ‘Ik wilde het eerst opgeven maar na vier weken dacht ik: ik moet de opleiding afmaken.’ Ondanks dat ze examen doen moeilijk vindt, bleef de liefde voor de molen. Uiteindelijk resulteerde het stugge volhouden van Jacqueline in een succesvol afgelegd parcours en is ze nu dan toch vrijwillig molenaar.

De contacten met de eigenaar van Udema’s molen, de gemeente Oldambt, zijn prima. Als er onderhoud aan de molen gepleegd moet worden komt iemand van de gemeente langs om poolshoogte te nemen. Onderhoud kost de gemeente jaarlijks zo’n € 20.000,- per molen. Knagers en vogels zijn een constante factor van aandacht. ‘We hadden gaas en aluminiumfolie aangebracht om ze te verjagen maar niets hielp. De radio laten we geregeld aan om muizen weg te jagen. Soms zitten er vogels in de kap.’ Om te voorkomen dat valken in de molen nestelen, is een kast op een paal voor de Udema’s molen geplaatst. ‘Je wilt niet dat de molen ondergepoept wordt.'

Bezoekers enthousiast maken voor het molenaarsschap lukt een enkele keer. ‘Tijdens een Open Monumentendag was een jongen enthousiast over molens maar de opleiding volgen was voor hem nu nog lastig te combineren met school.’ Wel heeft Jacqueline een mevrouw over de streep getrokken. Zij lest bij Nico Holman.
Zondags, als de molen draait, komt wel publiek langs maar de molen ligt erg afgelegen. Jacqueline vindt het belangrijk dat de buurtschappen Hongerige Wolf en Ganzedijk (meer) bij Udema’s molen worden betrokken. Ze heeft bijvoorbeeld contact opgenomen met het dorpshuis met het voorstel samen activiteiten te ontplooien. Samenwerking met de Remise in Nieuweschans ziet ze als mogelijkheid of het ontwikkelen van een fietsroute met een thema: ‘dat lijkt me leuk.’ Een ander idee is om onderin de molen een winkeltje te beginnen. Ook een Facebookpagina over de molen aanmaken behoort tot Jacquelines plannen.

Met de molen malen gebeurt slechts een enkele keer. ‘We malen soms diervoeder. Het probleem is dat je de maalstenen iedere keer schoon moet maken. We hebben een nog werkend pel-koppel, dus in theorie weten we hoe dat moet. En wie weet ga ik ooit een opleiding volgen voor korenmolenaars.’

__________

SEBASTIAN BOER, MOLENAAR VAN VELDKAMPS MEULN IN BELLINGWOLDE

Sebastian Boer (42) leidt een druk leven. Een volledige baan, een gezin met een zoon van 9 en een van 10, die op voetballen en volleyballen zitten en zwemles krijgen. Kortom, genoeg te doen. Toch vond Sebastian tijd om de opleiding tot vrijwillig molenaar te volgen. Weliswaar deed hij er wat langer over dan gemiddeld, maar dat komt dus door de combinatie privé en werk. Daarom kwam hij tijdens de opleiding om de week naar de molen en niet wekelijks. Tijd was voor Sebastian echter niet zo’n factor. Hij had de tijd zou je kunnen zeggen.

Molenaar worden was niet iets vanzelfsprekends voor Sebastian. ‘Ik wist niets van molens.’ Hij rolde er als het ware in. ‘Ik heb tien jaar in Winschoten gewoond vlak bij molen Edens. Tijdens een Open Monumentendag zag ik bij de ingang het bordje ‘molen open’. Ik raakte aan de praat met Jan [Kugel – moleninstructeur – red.] die mij uitnodigde eens een zaterdag mee te lopen. Als je dat doet, zie je dat je in een molen serieus aan de slag moet. Ik heb vanwege mijn gezin wel geaarzeld of ik aan de opleiding zou beginnen. Oudere leerlingen heb ik gemerkt, duiken er meteen volop in. Daarom ben ik langer met de opleiding bezig geweest maar dat vond ik niet zo’n bezwaar. Het is ook gezellig met z’n allen bezig zijn op de molen en bovendien vond ik het heel ontspannend.’ Dat noemt Sebastian ook meteen als het leukste aan de opleiding: gezamenlijk aan hetzelfde werken, namelijk de molen draaiende houden en samen plannen maken. Het moeilijkste was voor hem om het in te plannen met thuis. Sebastian: ‘Het voordeel van met meer mensen op de molen zijn is natuurlijk dat je kunt overleggen, bijvoorbeeld over het weer. Dat heeft ook met veiligheid te maken.’

In 2020 was Sebastian klaar voor het proefexamen vond zijn instructeur. Het werd afgenomen in Ganzedijk. ‘Midden in coronatijd, daarom was het al een keer uitgesteld.’ Zoals veel molenaars doen als het (proef)examen wordt ingepland, draaien ze een poos mee op de examenmolen. Dat gold ook voor Sebastian en daarom toog hij geregeld naar Ganzedijk om mee te draaien met molenaar Michel Steemers op Udema’s molen. Het (landelijk) examen volgde op 2 juli 2021 op de Noordermolen in Noordbroek en ook daar was een poosje meedraaien geen probleem. We hebben dus te maken met een molenaar die pas onlangs de opleiding tot vrijwillig molenaar succesvol afsloot.

Een nieuwe molenaar is altijd van harte welkom want er kunnen er nooit genoeg zijn. Voor Sebastian was al meteen een molen beschikbaar. Veldkamps Meuln in Bellingwolde stond al een tijdje leeg. Af en toe draaide Joep Gründemann er, maar er was geen vaste molenaar meer na het overlijden van Enkie Kok in januari 2017. De gemeente Westerwolde, eigenaar van de molen sinds 1 januari 2018, besloot in 2020 de molen geheel te laten restaureren. Sebastian wordt bij de restauratie betrokken. Zo heeft hij het plan van de gemeente gezien en hij is met hen in overleg over het onderhoud voor de komende jaren. Het stucwerk is klaar, er zijn nieuwe fokken op gekomen en er wordt veel schilderwerk uitgevoerd. Binnenkort kan de restauratie worden afgerond.

‘Het is een zware molen’, merkt Sebastian op, ‘best pittig, vooral met kruien. Maar het is voor mij een mooi startmoment om te mogen beginnen met een opgeknapte molen.’ De buren zijn blij dat de molen nu weer regelmatig op zondag in bedrijf is. Dat blijkt niet alleen in woorden maar ook in daden. ‘De molen staat tussen drie tuinen in. Buren hebben het gras gemaaid, ze gaan een straatje aanleggen en de vlaggenmast is gerepareerd. Zodra de molen helemaal is gerestaureerd krijgen we, mogelijk dit najaar, een officiële opening, ook voor het dorp.’ Tot dusver laat Sebastian de molen alleen draaien. Malen is op deze korenmolen echter wel mogelijk. De maalstenen zijn nog goed. Maar ervaring met malen heeft hij nog niet. ‘Alles werkt dus het zou op termijn kunnen.’ Een tweede molenaar op Veldkamps Meuln zou goed zijn, niet alleen vanwege het sociale aspect maar ook om veiligheidsredenen. En natuurlijk kun je dan de draaibeurten afwisselen.

Het publiek betrekken bij de molen vindt de nieuwe molenaar belangrijk. Dat kan zowel fysiek, bijvoorbeeld tijdens Open Monumentendagen met een ijscokar, springkussen, markt en poffertjeskraam bij de molen, als digitaal. Zo heeft Sebastian al een facebookpagina aangemaakt en wil hij zich verder oriënteren op welke manier je mensen via sociale media kunt bereiken. Als medewerker commerciële zaken bij RTV Noord is hij geen groentje op dat gebied. ‘Ik ben ervan overtuigd dat over tien jaar sociale media ook voor de molenwereld veel betekent en dat het een belangrijk instrument is om mensen te bereiken. Je moet je daar op voorbereiden.’ Het is duidelijk. Met Sebastian Boer heeft Veldkamps Meuln weer een enthousiaste molenaar, die klaar is voor de toekomst.

Het volgende interview is op voorstel van Sebastian met Jacqueline Sollart.

__________

PETER IMMENGA, MOLENAAR VAN KOREN- EN PELMOLEN DE ONRUST IN OUDE-PEKELA

Peter Immenga (1963) komt uit een molenaarsfamilie. Zijn vader nam kleine Peter al vroeg mee langs de molens in Oost-Groningen waar opa en overgrootvader werkten. Ook broers van opa, Peters oudooms dus, werden molenaar. Wie op www.groningermolens.nl zoekt op Immenga merkt dat Oost-Groningen ooit twee molens had met die naam: de korenmolen van Immenga in Bourtange – gesloopt in 1951, en koren- en pelmolen van Immenga in Finsterwolde. Daarvan werd het stenen onderstuk gesloopt in 2001. Overgrootvader was in 1906 vanuit Vriescheloo in Finsterwolde gaan wonen en werken. Het is daarom niet vreemd dat het molenbloed zich liet gelden en Peter in september 2009 de opleiding tot vrijwillig molenaar ging volgen. ‘Ik zocht naast mijn baan als werkvoorbereider bij een kartonnagebedrijf een nieuwe uitdaging en techniek ligt mij wel.’ Zijn enthousiasme voor molens werd bovendien aangewakkerd door Joop Noorlander, Derk Meter en Sietske Bezema, destijds molenaars op molen Onrust in Oude-Pekela. Van hen leerde hij veel over de techniek van en het hout in de molen.

Voor de opleiding belandde Peter bij instructeur Klaas Strijk, molenaar op Edens in Winschoten. Op Edens  werd ’s winters de theorie behandeld door Gerda Koster, Jan Kugel en Bé Oomkens. De praktijk deed de molenaar-in-opleiding bij Joop Noorlander op De Onrust. ‘Gerda organiseerde regelmatig leerling-excursies naar molens waar iets bijzonders mee was.’
Het proefexamen in april 2012 was op Veldkamps Meuln in Bellingwolde op een voor Peter gedenkwaardige dag. ‘Het was de geboortedag van mijn vader.’ Het landelijk examen was op De Korenbloem in Vriescheloo. ‘Op de geboortedag van mijn opa!’ Tijdens het proefexamen werd Peters weerkennis meteen al getest. ‘Ik zag heel in de verte een onweersbui aankomen. Daarom zette ik de molen eerst aan de ketting voordat ik op uitnodiging van examinator Ida Wierenga de kap in ging.’ Het bleek de juiste beslissing want een onweersbui volgde inderdaad.
Het examen op 4 oktober 2012 verliep naar wens zodat vanaf dat moment Groningen er een gediplomeerd vrijwillig molenaar bij had en Peter officieel als molenaar op De Onrust aan de slag kon.

De gemeente Pekela is sinds 1957 eigenaar van De Onrust. Met het hoofd bouw- en woningtoezicht hebben de beide molenaars – naast Peter Immenga is dat Adri Haveman – af en toe contact. ‘Vóór corona was dat één à twee keer per jaar.’ Het centrum van Oude-Pekela wordt heringericht en de molen wordt nadrukkelijk meegenomen in de plannen. Ook wordt de biotoopwacht betrokken. De molen moet een prominente plaats in het centrum krijgen. Daarom wordt er ook voor nieuwe verlichting gezorgd.

De molenaars hebben naast de gemeente nog andere contacten. Zo bezoeken (techniek)leerlingen van het Noorderpoortcollege de molen, maar ook kleuters die met hun juf het project Molenmuis doen, of mensen van de scouting komen langs. In de molen is een model rollenkruiwerk te vinden, gemaakt door Noorlander. ‘Ik kan aan de hand van dit model de functie van het rollenkruiwerk goed uitleggen.’  Natuurlijk zijn er, bijvoorbeeld via de Molenwerkgroep Oost-Groningen, ook contacten met collega-molenaars. ‘De molen is van ons allemaal’, vindt Peter. Hij dacht daarom na over hoe de molen een plaats in de samenleving zou kunnen krijgen. Dat is de reden dat in De Onrust af en toe huiskamerconcerten werden gegeven.  Ook wordt de molen bij de Pekelder Jaarmarkt betrokken, ieder jaar op Open Monumentendag. Tijdens de Nationale Molendag in mei en het Groninger Molenweekend in juni exposeert de hobbyschilderclub in de molen. Verder doen ze mee aan de zomerfair en de bevrijdingsloop en is de molen onderdeel van fietsroutes. Af en toe wordt ook het malen gedemonstreerd. ‘We malen dan een half of heel zakje.’

Peter vindt het belangrijk dat (jonge) mensen enthousiast gemaakt worden voor molens. Zij vervullen immers een belangrijke rol bij de instandhouding van deze imponerende monumenten. Nederland zonder molens: wie kan zich dat voorstellen!

Op voorstel van Peter is het volgende interview met Sebastian Boer, die onlangs zijn opleiding tot molenaar succesvol afrondde.

__________

BERT PEIHAK, MOLENAAR VAN KORENMOLEN AEOLUS IN FARMSUM

Bert Peihak (1967) is dit jaar twintig jaar officieel vrijwillig molenaar maar al vijfentwintig jaar actief op molen Aeolus in Farmsum. ‘Ik verrichtte de eerste jaren hand-en-spandiensten en mocht bijvoorbeeld ook de molen op de wind kruien.’ De molen werd destijds bediend door Theo Bijl en Bart de Waal. ‘Toen Bart tijdelijk werd uitgeschakeld vanwege een ongeluk werd mij gevraagd of ik er niet voor voelde de opleiding tot vrijwillig molenaar te gaan doen.’ De molen was al vroeg vertrouwd voor Bert want woonachtig vlak bij de molen zag hij bijvoorbeeld dat in 1976 de Aeolus werd verplaatst door molenmakers Roemeling en Molema naar zijn huidige plaats (https://groningermolens.nl/molens/aeolusfarmsum).

In 1991 was Bert al eens aan de opleiding begonnen en had dit een jaar volgehouden. Hij was toen in de leer bij Poppo Lemminga in Nieuw-Scheemda en bij Gerda Koster in Ganzedijk. ‘Het probleem was het vervoer. Ik rijd geen auto dus was de afstand voor mij een probleem.’ In 1998 meldde Bert zich opnieuw aan voor de opleiding. Deze keer werd Klaas Strijk uit Winschoten zijn instructeur. Tijdens de wintermaanden werden de theorielessen in Oude-Pekela gegeven. Bert kon steeds meerijden zodat de afstand nu geen probleem was. Ook de theorie was voor hem niet lastig. ‘Ik heb de LTS gedaan en heb altijd veel belangstelling gehad voor techniek.’ Voor je in aanmerking komt voor het (proef)examen moet je 150 praktijkuren hebben gedraaid. Tijdens de opleiding kon Bert onder leiding van Bijl ook draaien op de Aeolus. De molen heeft overigens al een paar keer als examenmolen gediend. Daarnaast kwam hij regelmatig bij andere molens. Zo vindt Bert houtzaagmolens interessant en ook oliemolens, zoals de Passiemolen in Zwolle, hebben zijn belangstelling. ‘Ik mocht in Zwolle eens een hele dag meelopen en werd ik betrokken bij het olie slaan.’

Het proefexamen werd afgenomen op de Stormvogel in Loppersum. ‘Het was een grijze dag’, weet Bert nog. ‘Er stond geen wind en dus kreeg ik anderhalf uur theorie.’ Het proefexamen werd succesvol afgesloten. Het landelijk examen volgde vier maanden later in mei 2001 op De Goliath in de Eemshaven. ‘Vooraf heb ik vooral mijn weerkennis opgevijzeld.’ Ook dat examen ging goed.
Sinds kort heeft de Aeolus weer de beschikking over twee molenaars. ‘Theo Bijl is inmiddels 83 jaar en heeft zich teruggetrokken als molenaar. Ook Bart de Waal is niet langer beschikbaar als molenaar. Gelukkig is Bé van Heuvelen uit Spijk toegetreden, hij slaagde op 2 juni voor het examen.’  

Bezoekers ontvangt Bert geregeld als hij op donderdagmiddag, zijn vaste dag, op de molen is. ‘De molen ligt aan het Pronkjewailpad en veel wandelaars komen dan even een kijkje nemen.’ Ook bezoek vanuit de haven van Delfzijl en de Eemshaven is niet ongewoon. ‘Ze komen vanuit de hele wereld. En verder ontvangen we eens in de twee jaar mensen uit de Japanse stad Shunan City. Met deze stad heeft Delfzijl een stedenband. Ook komen kinderen uit Tsjernobyl en Roemenië bij ons op bezoek.’ Schoolklassen komen ook langs. Bert verwacht dat dit na de zomervakantie weer regelmatig het geval zal zijn.

De samenwerking met het dorpshuis, één van de buren van de molen, is uitstekend. Zo organiseren zij samen het Feest rond de molen, ieder jaar in augustus, met livemuziek, braderie, rommelmarkt en pannenkoeken bakken. De brandweer gebruikt de molen als oefenlocatie evenals de jeugdbrandweer ter voorbereiding op wedstrijden.

Op 1 januari 2021 ontstond de gemeente Eemsdelta na een fusie van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum. Tot die tijd was de Aeolus eigendom van de gemeente Delfzijl. De contacten met die gemeente waren goed evenals met de nieuwe eigenaar, de gemeente Eemsdelta, die ook eigenaar is van molen Adam in Delfzijl. ‘Ik hoop dat dit zo blijft en dat dit contact snel weer opgepakt kan worden. Vóór corona hadden wij twee keer per jaar overleg in het gemeentehuis waarbij in de eerste jaren zelfs de wethouder van de partij was.’ De biotoop van de molen is nog een punt van aandacht. De molen staat bij een park en bij een begraafplaats maar hierover zijn contacten met de eigenaren, respectievelijk de gemeente en de kerk.

Tot slot is leuk om te vermelden dat Bert ook vrijwilliger is bij het Nationaal Bus Museum in Hoogezand waar hij beheerder is van het kledingarchief.

Het volgende interview is met Peter Immenga van koren- en pelmolen De Onrust in Oude-Pekela.

__________

THOMAS PASTOOR, MOLENAAR VAN KOREN- EN PELMOLEN CERES IN SPIJK

Wie het dorp Spijk nadert, vallen meteen de witgepleisterde Andreaskerk uit 1676, een herbouw uit de 13de eeuw, en koren- en pelmolen Ceres uit 1839 op. Wie vervolgens het ronde van ’t Loug (loug is Gronings voor dorp) bezoekt, waar deze karakteristieke gebouwen staan, ziet dat ze overburen zijn. Dit deel van Spijk, beschermd dorpsgezicht, is een vertrouwde omgeving voor molenaar Thomas Pastoor. Als geboren en getogen Spiekster en er nog steeds woonachtig kent hij het dorp goed. Op
1 oktober 2021 gaat Pastoor (1957) officieel met vroegpensioen en beëindigt daarmee zijn werk na vijfenveertig jaar bij de politie. Er kan dan door de molenaar meer tijd aan de Ceres worden besteed.

Molenaar Ida Wierenga van De Goliath in de Eemshaven heeft een stimulerende rol gespeeld bij Thomas’ besluit om molenaar te worden. ‘Mijn gezin en ik kwamen vroeger geregeld in de Eemshaven en dikwijls bezochten we ook De Goliath. Ida zei dan vaak: “word toch molenaar!” Het gezin en het werk slokten eerst tijd op maar in 2015 heb ik dan toch besloten de opleiding tot vrijwillig molenaar te volgen.’ Het laatste duwtje daartoe kwam van Siemie Zandvliet, coördinator vrijwilligers van Het Groninger Landschap, tijdens de feestelijke heropening van de Ceres. ‘Ik ben in september 2015 begonnen bij instructeur Dick Wijchgel op koren- en pelmolen De Hoop in Garsthuizen. Er kwam veel theorie bij kijken. Boeken en ander naslagwerk zijn natuurlijk nuttig maar ik heb vooral behoefte aan het verhaal, de context. Ik heb veel moeten investeren in het inzicht krijgen.’ Pastoor besloot om ook lessen te nemen bij Ida Wierenga en Bart de Haan van De Goliath, zodat hij tevens vertrouwd raakte met een poldermolen. Van Ida en Bart leerde hij veel over het weer, kennis die onontbeerlijk is voor een molenaar.

Het proefexamen werd voor de eerste keer afgenomen op koren- en pelmolen De Ster in Winsum. ‘Dat ging niet goed, mijn kennis over het weer bleek nog onvoldoende, maar de examinatoren zeiden meteen dat ik het niet op moest geven en vertrouwen te hebben in een goede afloop.’

Ter voorbereiding op het tweede proefexamen in 2018, draaide Thomas zes weken mee in het team van koren- en pelmolen De Leeuw in Zeerijp. ‘Dat was wennen, want er is geen molen gelijk. Op de Ceres hebben we bijvoorbeeld een Vlaamse vang, die veel voorkomt, maar De Leeuw heeft een zogenaamde bandvang en die is wat zeldzamer. ’Het proefexamen, op De Leeuw, volgde later dat jaar en met succes. Pastoor slaagde voor het landelijk examen in oktober 2018 op molen Noordenveld in Norg. 

Het team van de Ceres bestaat momenteel uit zeven personen: twee molenaars en vijf molengidsen. Een ruime bezetting vindt Pastoor. De relatie met de eigenaar, Het Groninger Landschap, is goed. ‘Ik zie daar progressie in, en dat is mede te danken aan molenadviseur Anne Wieringa. Bij problemen kunnen we altijd Het Groninger Landschap inschakelen.’
De molen heeft enkele opvallende kenmerken. Zo is eén roede voorzien van zelfzwichting met een van Busselstroomlijnneus en remkleppen, de andere roede is oud Hollands met fokken. Ook de indeling is afwijkend. ‘Het schijnt dat deze molen de langste maalspil van Nederland heeft. Het kammenluiwerk maakt het dat we alleen kunnen luien en niet afschieten. De molen maalt voor een akkerbouwer met wat vee uit de buurt. ‘Hij levert het graan en wij malen voor hem. Het mes snijdt zo aan twee kanten.’
De frequentie wanneer de Ceres draait staat ter discussie. Molenaar Pastoor zou graag zien dat de molen vaker draait. ‘Ik oriënteer me daarom momenteel op een tweede molen om de praktische  vaardigheden maximaal te behouden.’

Bezoek ontvangt het molenteam van de Ceres weinig maar de bezoekers die er komen, en dat zijn ook buitenlanders als Duitsers, Amerikanen en Oekraïners, zijn enthousiast. ‘Beautiful! roepen ze dan.’

Op voorstel van Thomas is het volgende interview met Bert Peihak van korenmolen Aeolus in Farmsum.

__________

ROEL LODE, MOLENAAR VAN POLDERMOLEN DE ZWAKKENBURGER BIJ NIEZIJL

Het had niet veel gescheeld of De Zwakkenburger was in 1964 afgebroken. De molen was er slecht aan toe en een sloopvergunning was al afgegeven, maar afbraak bleef de molen bespaard. In 1981 kwam het tot een voorlopige conservering en werd de molen afgedekt met onduline-platen, in afwachting van restauratie. De wieken waren in 1955 gebroken en niet hersteld en de vijzel werd door een dieselmotor aangedreven.

Roel Lode (1963), de huidige molenaar, groeide op in het huis naast de molen, die in zijn jeugd verder van de weg afstond. Roels vader was in 1955 (beroeps)molenaar geworden op De Zwakkenburger als opvolger van zíjn vader. Opa Lode was in 1925 in Niezijl komen wonen en bemaalde de polder Eldersveld-Zwakkenburg op het Hoendiep voor enkele boeren. Roel herinnert zich nog goed dat de molen alleen diende als opslag.  Dat veranderde toen De Zwakkenburger in 2002 in opdracht van de toenmalige eigenaar, Molenstichting Westerkwartier, werd gerestaureerd en de molen driehonderd meter werd verplaatst. Roel: ‘De molen staat nu voor bij de weg.’ Op 10 oktober 2003 werd de molen officieel in gebruik genomen. Van de geschiedenis van de molen, vanaf het verval eind jaren veertig tot de ingebruikname in 2003, maakte collega-molenaar Henk Berends een film: https://degroningerpoldermolens.nl/dezwakkenburger/

Iemand die voor de restauratie van de molen belangrijk is geweest, is Ina Martens, destijds voorzitter van Molenstichting Westerkwartier. Roel roemt haar inzet voor de molen. Ina was vroeger gedeputeerde van de provincie Groningen en had onder andere de molens in haar portefeuille. Als gedeputeerde werd Martens voorzitter van de toenmalige Provinciale Molencommissie. Later werd ze de voorzitter van de nieuwe Stichting De Groninger Molen [Bron: Johan van Dijk/de Zelfzwichter 2012.3]. Ina was het ook die Roel stimuleerde de opleiding tot vrijwillig molenaar te volgen en daarmee de derde generatie Lode op De Zwakkenburger te worden. De opleiding volgde Roel bij instructeur Leen Duijm op De Helper. Hij denkt daar met plezier aan terug. ‘We waren met een man of drie, vier tijdens de opleiding. We moesten alle onderdelen van de molen kennen. Veiligheid was belangrijk voor Leen. Hij was namelijk betrokken geweest bij het samenstellen van een ARBO handboek rond veiligheid. Ook ben ik tijdens de opleiding bij andere molens geweest om uren te maken maar natuurlijk ook om van andere leermeesters wat op te steken. Aan het eind van mijn opleiding stelde Leen voor om de laatste draaiuren vóór het examen op De Zwakkenburger te draaien.’ Het proefexamen deed Roel op de molen in Ganzedijk (nu Udema’s molen) en het examen op De Kievit in Grijpskerk. Na het examen kreeg hij een officiële aanstelling van Molenstichting Westerkwartier en is sindsdien molenaar van De Zwakkenburger. Gelukkig staat Roel, die als ambtenaar van de Provincie Groningen verantwoordelijk is voor het beheer van de sluis bij Gaarkeuken en onregelmatige diensten heeft, er wat betreft de molen niet alleen voor. Janko Doornbosch is eveneens molenaar op De Zwakkenburger zodat de molen toch geregeld draait.

Tegenwoordig is de molen eigendom van Stichting De Groninger Poldermolens met wie de molenaar een goede relatie heeft, al mist hij soms de gemoedelijke sfeer, die hij bij de Molenstichting Westerkwartier zo waardeerde. ‘De stichting was zeer betrokken, het was haast familie. We gingen bijvoorbeeld eens per jaar met alle molenaars en hun partners uit eten.’

De molen is fotogeniek, zo vinden veel mensen. ‘Regelmatig zie je dat mensen foto’s maken bij de molen, bijvoorbeeld voor trouwreportages of je ziet de molen terug bij het weerbericht van RTL.’
Dat De Zwakkenburger tegenwoordig dichter bij de weg staat, zal daar zeker invloed op hebben.

Roel hoopt dat de molen, die nu voor de prins draait, in de toekomst meer functie en rendement krijgt. Hij wil dit nog eens bespreken met het bestuur van de SDGP. En over de toekomst gesproken: komt er nog een vierde generatie Lode op de molen? Wie weet. Roels twintigjarige zoon heeft zeker belangstelling voor de molen en helpt ook af en toe mee, maar of het komt tot het molenaarsschap ligt nu nog verborgen in de schoot van de toekomst.

Het volgende interview is met molenaar Thomas Pastoor van koren- en pelmolen Ceres in Spijk.

__________

MARJAN MEIJER, MOLENAAR VAN POLDERMOLEN DE HILMAHUISTER BIJ VISVLIET

‘Het dorp is trots op de molen’. Marjan Meijer (1961), sinds 1998 molenaar op de Hilmahuister, heeft al meermalen ervaren dat de molen wordt betrokken bij feestelijkheden in Visvliet. En andersom. Het 150 jarig bestaan van de molen in 2018 was zo’n gelegenheid. Dorpsbelangen vindt het behoud van de molen belangrijk weet ze. Dat bleek bijvoorbeeld toen het dorp onderdeel werd van de nieuwe gemeente Westerkwartier. De molen werd nadrukkelijk genoemd als belangrijk voor Visvliet.

Sinds april 1987 is Marjan, momenteel leidinggevende bij de gemeente Eemsdelta, molenaar. Ze deed examen op De Leeuw in Zeerijp. Het was een pittig examen herinnert ze zich, streng, met veel vragen over het weer. Maar haar instructeur Bernard Dijk was vol vertrouwen: ‘dei hoalt het wel.’ Marjan spreekt met genegenheid over haar leermeester. ‘Het was een fijne man, hij schonk je vertrouwen.’ Haar broer, Roelof Heidema, (‘hij woont inmiddels in Zweden’) was al molenaar en bovendien was ze naast de Hilmahuister opgegroeid. Roelof nam haar een keer mee naar Vierhuizen waar Dijk les gaf op korenmolen De Onderneming. ‘Zo, wilst doe ook meulnoar worden?’ ‘Hij was niet zo’n voorstander van vrouwelijke molenaars’ vertelt Marjan. Beroepsmolenaar Dijk vond veiligheid rond de molen van het allergrootste belang, hij besteedde er veel aandacht aan tijdens de opleiding. Marjan: ‘Als hij dacht dat je klaar was voor het examen, deed hij alvast een soort proefexamen met je. Hij was eerlijk en helder, vragen stellen – iets wat Marjan veel deed – vond hij heel goed. Hij zei het ook als hij dacht dat het niets zou worden.’

Marjan vond alles even interessant aan de opleiding. ‘Een molen bedienen heeft niet alleen met spierkracht te maken. Zeilen voorleggen is een slag. Ik heb de eerste keer dat ik het moest doen goed de kunst afgekeken en kon het daarna eigenlijk meteen.’ Al vóór het examen kon Marjan terecht op molen Edens in Winschoten. ‘Ik kreeg werk in die plaats en molenaar Bé Oomkens informeerde of ik op de Edens wilde komen draaien.’ Haar officiële aanstelling voor de Hilmahuister kreeg ze in 1998, op haar trouwdag. ‘Ik ben daar ingerold. Mijn broer was daar al molenaar. Toen zich bij hem gezinsuitbreiding aandiende – zijn derde zoon – ik in het huwelijk trad en wij het huis naast de molen hadden gekocht van onze moeder, zorgde hij ervoor dat ik een aanstelling als molenaar van de Hilmahuister kreeg.’

In normale omstandigheden draait Marjan zo’n 150 uur per jaar. ‘Maar tijdens de coronatijd heb ik nog zo’n 120 uur gedraaid. Ze merkte wel dat mensen het afgelopen jaar een korter lontje hadden. ‘Ik heb wat scheldwoorden bijgeleerd. Als mensen zien dat de molen draait, verwachten ze ook dat hij toegankelijk is voor publiek.’

Zo’n 40 à 50 bezoekers per jaar krijgt Marjan gemiddeld. Er staan inmiddels bordjes in het dorp, die naar de molen verwijzen en dat levert meer bezoekers op. Ook ontvangt ze af en toe basisschoolleerlingen. Bezoekers kennen Visvliet vaak van het treinstation dat aan de lijn Groningen-Leeuwarden (of andersom) lag. Marjan vertelt dat de molen goed zichtbaar is vanuit de trein.

Liefde voor ‘haar’ molen is Marjan niet vreemd. ‘Ik draai al zo lang met deze molen dat ik er als het ware een band mee heb opgebouwd. De Hilmahuister is een heel gezeglijke molen, stil, je hoort hem nauwelijks, alleen de zelfzwichting is bij weinig wind hoorbaar. Ik heb respect en bewondering voor onze voorouders dat zij deze molens, die zo vernuftig in elkaar zitten, met pen en gat verbindingen, konden bouwen.’ De molen is onderdeel van haar leven geworden en inmiddels ook die van haar echtgenoot. ‘Het voelt als een kameraad, het is één van mijn prioriteiten.’

Het volgende interview is op voorstel van Marjan met Roel Lode van de Zwakkenburger in Niezijl.

__________

MOLENAAR DAVID REITSEMA

Sommige molenaars weten al op jonge leeftijd dat ze molenaar willen worden. Ze kunnen bijna niet wachten op het moment dat ze aan de opleiding tot vrijwillig molenaar kunnen beginnen. David Reitsema (1983) uit Midwolde is zo iemand. Al vroeg hadden molens een grote aantrekkingskracht op hem. Hij hield bijvoorbeeld zijn tiende verjaardagsfeestje op de molen van Roderwolde. Toen David 12 jaar was, mocht hij mee met Hilbrand Hut, destijds molenaar op de Zuidwendinger. En als dertienjarige kwam hij regelmatig in molen Wilhelmina in Noorderhoogebrug.

Op 16-jarige leeftijd kon David dan eindelijk aan de opleiding beginnen [tegenwoordig mag men al op veertienjarige leeftijd beginnen met de opleiding – red.] Zijn instructeur werd Leen Duijm, molenaar van De Helper aan het Paterswoldse Meer, een van de weinige poldermolens waar lesgegeven wordt. Het proefexamen legde David af op de Eva in Usquert, maar op dat moment nog niet met goed resultaat. ‘Ik had wel geoefend maar het was een moeilijke periode voor mij omdat mijn vader net was overleden.’ Gelukkig volgde een herkansing. Deze keer werd het proefexamen, met succes, afgenomen op molen Hollands Welvaart in Mensingeweer. Deze molen zou voor David later een goede bekende worden. Het examen was op Udema’s molen in Ganzedijk. ‘Het verliep prima’, vertelt David, ‘alleen in de laatste vijf minuten kreeg ik een black-out.’ In die tijd werden molenaars nog getoetst op theorie en praktijk. Ook hier volgde een herkansing: op 23 september 2004 werd de theorie opnieuw geëxamineerd, nu in Vilsteren in Overijssel. ‘Daar werd een half uur voor uitgetrokken.’ Het resulteerde voor David in een geslaagd examen en betekende dat hij vanaf dat moment gediplomeerd molenaar was. Om zich voor te bereiden op het examen had de molenaar in spé nog gelest bij Derk Jan Tinga van De Vier Winden in Pieterburen. ‘Dat had Gerda Koster voorgesteld’ herinnert David zich.

Na het examen kon David meteen aan de slag. ‘Ik had al de sleutels van De Palen in Westerwijtwerd, maar ik merkte dat de afstand mij parten ging spelen. Bovendien was het onderhoud van het erf belabberd vanwege modder. Via molenbouwer Dunning ben ik eind 2004 op de molen in Nenndorf in Landkreis Wittmund (Nedersaksen) terechtgekomen. In het begin was het de bedoeling om eens per maand  te gaan draaien, maar al snel werd dat twee keer per maand. Het is tenslotte ook beter voor de molen als er vaak gedraaid wordt.’

Daar bleef het niet bij. David was ook nog kort molenaar van ’t Witte Lam en in de periode 2005-2007/2008 op De Ster in Winsum ‘samen met Hans Vink.’ In 2008/2009 werd David gevraagd te komen draaien op molen Hollands Welvaart. Sindsdien maakt hij deel uit van het team van molenaars. De Hollands Welvaart, eerst eigendom van de gemeente De Marne, ging in 2014 over naar Het Groninger Landschap. Het Groninger Landschap kent teameenheden. Zo bestaat er ook een team Hollands Welvaart. ‘Ik ben daarvan interim voorzitter, maar vanwege corona zijn we nog niet bij elkaar geweest.’

In 2009 werd David benaderd door de gemeente Leek met de vraag of hij molenaar wilde worden op de Ebenhaëzer in Enumatil. De toestand van de molen was echter slecht. ‘Ik was gevraagd om te draaien maar op Open Monumentendag 2009 ben ik daar mee gestopt omdat ik het te risicovol vond. 75% van de stellingliggers bleek verrot en in 2010 ging de lange schoor dwars door midden, waarschijnlijk door droogte. Gelukkig is de molen gerestaureerd en kan ik daar nu met een gerust hart draaien.’

Aan dit rijtje molens kon in 2018 De Goliath in de Eemshaven worden toegevoegd. Molenaar Ida Wierenga vroeg David en sindsdien draait hij daar wekelijks op zaterdag.

Molens hebben zijn hart, dat blijkt wel uit het gesprek. Als David enthousiaste bezoekers spreekt, waarvan hij vermoed dat ze mogelijk geïnteresseerd zijn in het molenaarsschap, ‘dan adviseer ik zeker om een proefles te nemen.’

Het volgende interview is op voorstel van David met Marjan Meijer van poldermolen de Hilmahuister in Visvliet.

__________

WIEKE DUINMEIJER, MOLENAAR VAN POLDERMOLEN DE MEERVOGEL IN HOEKSMEER

In 2015 verhuisde Wieke Duinmeijer van Veendam naar Garrelsweer. Om de omgeving beter te leren kennen, fietste ze veel en gaf haar ogen goed de kost. Het was haar opgevallen dat De Meervogel weinig draaide. Haar belangstelling voor molens was gewekt. In molen FRAM in Woltersum raakte ze aan de praat met molenaar Sietse Pot. Het werd een lang bezoek en toen ze vertrok, vroeg de molenaar ‘is dit niet iets voor jou?’ Die vraag liet haar niet los. Wieke: ‘ik heb daar veel over nagedacht en heb uiteindelijk stappen gezet om de opleiding tot vrijwillig molenaar te gaan volgen.’ Wieke merkte dat ze door het (molen)virus besmet was geraakt. ‘Het gekke is dat toen ik in Midwolda woonde, waar wel drie molens in de buurt staan, ik niet heb gedacht ‘moet ik iets met molens. Bovendien kom ik uit de Zaanstreek waar het stikt van de molens.’

Wieke ging de opleiding volgen bij moleninstructeur Jan Kugel op molen Edens in Winschoten. Ze kon gelijk meedoen. Iedere zaterdag aan de ronde tafel met voornamelijk mannen. De ene week op zaterdagochtend theorie en de week erna op zaterdagmiddag praktijk. ‘Ik was gretig en heb goed mijn best gedaan. Ik wilde zo snel mogelijk de opleiding afronden en kwam daarom iedere week trouw.’ Wieke, die tot aan haar pensionering operatieassistente was in het ziekenhuis, is namelijk de jongste niet meer. Na de ochtendles in Winschoten schoof zij ‘s middags aan bij Jaap Schuuman op de Kloostermolen. ‘Bij Jaap heb ik veel geleerd over de poldermolen en zelfzwichting. Als dorpsgenoot en nu als collega-molenaar kan ik altijd bij hem terecht voor raad en daad.’

Molen Edens, de hoogste van de provincie Groningen, was voor de molenaar-in-opleiding een hele uitdaging. ‘Voor mij was Edens te hoog, ik merkte dat als ik in de wieken moest klimmen.’ Wieke ging daarom naar de Noordermolen in Noordbroek. ‘Ik moest en zou molenaar worden, van stoppen wilde ik niet weten. De weg naar het molenaarsschap is interessant. Zo leerde ik van Kugel veel over het weer.’ Ook van de Noordermolen nam Wieke afscheid. ‘Ik heb daarna lessen gevolgd bij Joep Gründemann in Bourtange en kwam vervolgens terecht bij Udema’s molen in Finsterwolde waar ik leste bij Michiel Steemers. (‘Een Amsterdammer en dus net als ik een Noord-Hollander’) Ook bij de FRAM heb ik lessen gehaald. Na twee jaar zei Jan: ‘je mag wel voor het examen. In het voorjaar van 2018 deed ik toelatingsexamen op De Leeuw in Zeerijp en in oktober van dat jaar het landelijk examen in Norg. Dat Sietse Pot één van de drie examinatoren was, was een leuke bijkomstigheid. Sindsdien ben ik dus gediplomeerd molenaar.’

Wieke werd ingewerkt door de twee andere molenaars van De Meervogel, Wim Hofkamp en Jan Chris Wagenaar. ‘Ik schreef een brief aan Stichting De Groninger Poldermolens, de eigenaar van De Meervogel, en werd aangenomen. Wieke komt wekelijks bij de molen, één keer om te smeren en het gras te maaien en op zaterdagmiddag om te draaien, zo’n vier uur per week.

Is het voor een vrouw zwaarder om met een molen te werken dan voor een man? Wieke vindt van niet. ‘Kruien is op zich wel zwaar, ik moet het niet van mijn kracht hebben. Maar goed smeren is belangrijk en bovendien kruit deze molen licht.’

Hoe gaat Wieke om met bezoekers aan de molen? ‘Anders dan een korenmolenaar moet een poldermolenaar het vooral hebben van fietsers en wandelaars. Langs De Meervogel loopt het Jacobspad, een wandelroute van Uithuizen naar Hasselt. Daarnaast staan bij de molen een picknicktafel en borden van Het Groninger Landschap. Voor de natuurliefhebber is dit een ook een aantrekkelijke plek, het is namelijk een vogelrustgebied. Lekker vogeltjes kijken!’

Concluderend kan Wieke tot slot opmerken: ‘ik ben trots op mijn molenaarsschap en blij dat ik dit mag doen.’

Het volgende interview is, op voorstel van Wieke, met David Reitsema.

Uit het archief

Een overzicht van documenten en af- beeldingen uit onze database:
Documenten

Jaap Schuurman, molenaar op de Kloostermolen bij Garrelsweer

In de jaren negentig viel het Jaap Schuurman op, dat poldermolen De Meervogel in Hoeksmeer verpieterde. Omdat hij zich afvroeg hoe dat kwam, informeerde hij daar eens naar. De reden was, zo bleek, dat degene die de molen bediende dit deed voor zijn werkgever, waterschap Fivelingo. Ambtshalve dus. Inmiddels speelde diens leeftijd een dusdanige rol dat de molen vaak stilstond. Jammer, want De Meervogel was in 1990 nog gerestaureerd opgeleverd.

Voor Jaap was dit een reden om zich aan te melden voor de opleiding tot vrijwillige molenaar. Zijn instructeur werd Dick Wijchgel, tevens molenaar van koren- en pelmolen De Hoop in Garsthuizen. ‘Alle lesmolens hebben zeilen’ verklaart Jaap, ‘zodat je ook het op- en afzeilen kunt oefenen.’ In 1995 deed Jaap examen op koren- en pelmolen Eva in Usquert en is sindsdien gediplomeerd molenaar. Tot eind 2013 was hij molenaar op De Meervogel. In 2014 kreeg Jaap een officiële aanstelling als molenaar op de gerestaureerde Kloostermolen in Garrelsweer. Deze molen is sinds 2015eigendom van de Stichting De Groninger Poldermolens, daarvoor was Molenstichting Fivelingo eigenaar.

Er loopt een molenwandelpad door de weilanden maar dit heeft geen officiële status. Het maaipad is eigendom van het waterschap en wordt gebruikt door de veehouders. ‘De biotoop is nog authentiek’ zegt Jaap. ‘De molen staat in de Kloostermolenpolder. In het verleden hadden circa tien boeren de polder in gebruik. Voor de molen hadden de boeren een molenaar in dienst. ‘Het was geen vetpot. De molenaar verdiende  ieder jaar 125 gulden molenaarsgeld en hij had vrij wonen. Zijn dagloon verdiende hij dan bij de boer. De boeren hadden een eigen waterschapje, maar de onkosten voor het onderhoud van de molen wogen zwaar.’

Terug naar het heden. Contacten met collega-molenaars zijn er ook. Zo overleggen de molenaars van de Stichting De Groninger Poldermolens twee keer per jaar.

De molenaar is van alle markten thuis. ‘Iedere molenaar moet in staat zijn kleine klusjes in de molen uit te voeren. Er is geen elektriciteit in de molen en ik wil uitzoeken of we gebruik kunnen maken van de voedingskabel die hier ligt. Dit overleg ik met de eigenaar van de kabel.’ Daarnaast heeft Jaap regelmatig contact met wandelaars die meestal bij mooi weer langs de molen komen al is dat door corona wel minder geworden. Bij de molen staat een informatiebord met een korte beschrijving en foto’s. Het is een lessenaar-model dat weerbestendig is. Wandelaars kunnen op deze manier toch informatie over de molen krijgen ook al is de molenaar niet aanwezig.
Ontmoetingen met bezoekers zijn voor de molenaar waardevol. ‘We hebben iets te bieden, kunnen iets laten zien. Dit is ook jullie molen, het is immers ook met overheidsgeld betaald. Voel je welkom.’

Jaap Schuurman kunt u ook zien en horen in een eerder interview uit 2018.

Gesprekken met molenaars

In 2020 zijn voor het blad De Zelfzwichter een paar gesprekken met molenaars opgenomen: met Libbe Kooistra en Dirk Doeglas van de Joeswert in Feerwerd (interview door Ids van der Honing) en met Jan Kugel van Molen Edens in Winschoten (interview door Johan van Dijk). De filmpjes van deze interviews, gemaakt door Frans Driesens, zijn via Youtube te bekijken: die met Libbe Kooistra en Dirk Doeglas en die met Jan Kugel.